Terugblik


Ik kan je niet meer zien als sloot van het museum. Ook neem ik je niet waar als zijtak van de Gouwe of als de slotgracht van een mottenbal. Nu de geluiden uit je binnenste, je radio van ver en het verstoorde darmgeknor van onze stad verstild zijn, het koele lazareske spreken ook, wordt mijn verbeelding niet vervormd of in een mal geperst. Ik zie je nu weer heel gewoon, hoezeer ik ervan gruw, bij regen en bij volle zon als schaduwmacht Napoleon.