Eerste triomf
Een plotselinge schrik en argwaan tegenover alles wat ze liefhad, een bliksemstraal van minachting voor dat wat ze haar ‘plicht’ noemde, een opstandig, willekeurig, vulkanisch verlangen om erop uit te trekken, naar vreemde gebieden, een verlangen naar vervreemding, verkilling, ontnuchtering, bevriezing, een haat tegen de liefde. Misschien ook een ontheiligende greep en een blik naar wat achter haar ligt, naar de plaats waar zij tot dan toe aanbad en liefhad, misschien een blos van schaamte over wat ze zojuist deed en tegelijk een gejubel omdat ze het deed, een dronken, innerlijke, jubelende huiver waarachter iets triomfantelijks schuilgaat – een triomf op wat? op wie? een raadselachtige, vragen oproepende en twijfel-achtige triomf, maar niettemin de eerste triomf [..] (Friedrich Nietzsche, 1886)