Straattoneel
De Middeleeuwen, die de ruimte opvatten als iets samengestelds, waarvan men de elementen kon scheiden, lieten niet alleen de verschillende decors naast elkaar opstellen, zij veroorloofden ook, dat de toneelspelers gedurende de hele handeling, dus ook als zij aan de handeling niet deelnamen, op het toneel bleven. Want evenals de toeschouwer het decor, waarin niet werd gespeeld, eenvoudig over het hoofd zag, zo nam hij ook geen notitie van de aanwezigheid van de toneelspelers, die niets te maken hadden met de scène, die juist werd gespeeld. Een dergelijke verdeling van de aandacht lijkt de renaissance nu onmogelijk. De ommekeer wordt het duidelijkst onder woorden gebracht door Scaliger, die het belachelijk vindt, dat “de personen nooit van het toneel weggaan, en dat zij, die zwijgen, als niet aanwezig gelden”. (Arnold Hauser, 1951)