Zachte bolletjes


Veroordeeld tot de Zuidplaspolder verlang ik naar het heuvelland. Naar rondingen van plooibaar vet en zwellingen van melk. Naar duinenrijen, stapelwolken, naar boerenbulten op het veld. Naar kuiltjeswangen, tafelbergen, alpenweiden, bovenarmen. Naar mollig vlees in glooiend zand. Ach hellend vlak, vermeende diepte, opblaasbeesten, volle maan. De kussentjes op moeders hand.