Doorbreken
Samenhorigheid openbaart zich in hetgeen Jean-Paul Sartre een ‘être pour soi’ heeft genoemd. Het Ik, dat zichzelf vormt, ervaart deze schepping mede als een lichamelijk zijn (‘le corps pour soi’). Enerzijds verliest het Ik zich in zijn schepping, anderzijds bezit het Ik zich in het eigen lichaam. Het is, alsof het Ik zich uit zijn incarnatie (de eigen lichamelijkheid) vermag terug te nemen. Hierbij dient een verschil naar voren gebracht in verband met de beide seksen. Volgens Simone de Beauvoir, Sartre’s medewerkster en geestverwante, wordt de Ik-problematiek van de vrouw in bijzondere mate gekleurd door haar gebondenheid aan het eigen lichaam, zoals deze gebondenheid voor de vrouw ook bestaat ten opzichte van alles, wat haar omringt. Van een in vrijheid tot stand gekomen overeenkomst is geen sprake en de strijd van het vrouwelijk wezen tegen de haar door de man opgedrongen rol van vrouw-zijn vormt de tragiek harer Ik-problematiek. In tegenstelling tot de man vermag de vrouw haar Ik niet te brengen tot incarnatie van haar eigen zelf, waarin het Ik zich verliest en weer terugvindt. Zij blijft gedoemd tot een passiviteit, welke de latente drang zich te scheppen en te herscheppen niet vermag te doorbreken. (E.A.D.E. Carp, 1964)